Nieuwsbrief voor overheden

De Korpschef van de politieregio Limburg-Zuid had een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard omdat de gemachtigde, ondanks een verzoek daartoe, had nagelaten een schriftelijke machtiging over te leggen. De gemachtigde betoogde dat van hem geen schriftelijke machtiging verlangd had mogen worden omdat hij advocaat is.

De Afdeling komt tot een interessante uitspraak.

Artikel 2:1 lid 1 Awb bepaalt dat een ieder zich in het verkeer met bestuursorganen kan laten bijstaan door een gemachtigde. Het tweede lid bepaalt dat het bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen.

Artikel 8:24 lid 1 Awb bepaalt dat partijen zich in beroep kunnen laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Lid 2 bepaalt dat de rechtbank van de gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen. Lid 3 bepaalt dat dit niet geldt ten aanzien van advocaten. De achterliggende gedachte van deze uitzondering voor advocaten is dat van een advocaat mag worden verwacht, mede gelet op de disciplinaire maatregelen die de Advocatenwet mogelijk maakt, dat hij niet voor iemand optreedt zonder daartoe opdracht te hebben gekregen.

Deze uitzondering geldt niet in bezwaar. De reden daarvoor is, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis, dat van een bestuursorgaan (anders dan van een rechtbank) niet gevergd kan worden dat het steeds weet wie wel en wie niet advocaat is. Dat brengt de Afdeling tot de overweging dat als het voor het bestuursorgaan redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat de gemachtigde advocaat is, het van deze gemachtigde geen schriftelijke machtiging kan verlangen.

Dat roept natuurlijk de vraag op wanneer het voor een bestuursorgaan redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat een gemachtigde advocaat is. De Afdeling oordeelt dat in dit geval die duidelijkheid er was, gelet op de correspondentie die met de gemachtigde was gevoerd (op het briefpapier van de gemachtigde bleek dat deze werkzaam was als advocaat) en gelet op het gevoerde telefoongesprek met het advocatenkantoor van gemachtigde.

ABRvS 19 maart 2014, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2014:916

Door mr. C.J. IJdema

"

Actualiteiten overzicht