Nieuwsbrief voor overheden

Wat had zich voorgedaan? Twee bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s) van de gemeente Heerlen waren in het voorjaar van 2022 al eens betrokken geraakt in een intern klachttraject. Naar aanleiding hiervan zijn vanuit de werkgever naar hen beiden toe formele waarschuwingen gevolgd. Niet lang hierna zijn de boa’s gezamenlijk ingezet voor een horecacontrole op een zaterdagavond. Tijdens die controle heeft hun projectleider zich kort voor middernacht bij hen gevoegd. In de week erna maakte zij melding van het nuttigen van alcohol en discriminerende uitlatingen door de boa’s. Eén van de boa’s had bovendien een e-sigaret opgestoken in de horecagelegenheid en na het nuttigen van de alcohol een dienstvoertuig bestuurd. In het daarop volgende feitenonderzoek werd geconcludeerd dat de discriminerende uitlatingen niet konden worden vastgesteld, maar voor de andere feiten gold dat wel. Op basis hiervan verzocht de gemeente de kantonrechter vervolgens om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de boa’s op grond van artikel 7:686 BW. 

In zijn beschikkingen van 13 juli 2023 overweegt de kantonrechter dat de boa’s niet alleen werknemer zijn, maar ook ambtenaar. Aan de integriteit van ambtenaren worden hogere eisen gesteld dan aan die van werknemers zonder de status van ambtenaar. Zich gedragen als een goed ambtenaar houdt in dat men zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar dient te zijn en niets mag doen dat het aanzien van het ambt zal schaden. Boa’s moeten van onbesproken gedrag zijn. Het drinken van alcohol tijdens werktijd is evident in strijd met de ambtelijke integriteit, aldus de kantonrechter. Bovendien was het personeelshandboek hier duidelijk over en was de boa’s voorafgaand te kennen gegeven om tijdens de controle géén alcohol te drinken. Het gebruik van alcohol kon de waarneming tijdens de controle beïnvloeden en het proces-verbaal van de controle moest tot bewijs kunnen dienen bij eventuele bestuurlijke handhaving naar aanleiding van de controle. De kantonrechter is dus van oordeel dat de boa’s zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen.

De eerder gegeven waarschuwingen worden de boa’s uiteraard eveneens aangerekend. De kantonrechter overweegt dat één van de boa’s heeft gesteld dat hij het destijds niet eens was met de waarschuwing, maar dat van een gemotiveerde betwisting van de in die brief geconstateerde gedragingen ontbreekt. Als de bestuursrechter deze zaak had behandeld zou deze mogelijk hebben overwogen dat de waarschuwing inmiddels rechtens onaantastbaar is, zodat de rechter van de rechtmatigheid ervan uitgaat. Hier wekt de kantonrechter toch enigszins de indruk dat de boa de waarschuwing nog ter discussie had kunnen stellen. Daar had de boa dan wel de nodige feiten en argumenten voor moeten aandragen, wat hij in dit geval niet had gedaan.

Vermeldenswaardig is verder dat de kantonrechter vervolgens stevig doorpakt wat de gevolgen van de ontbinding betreft. De kantonrechter kwalificeert het gedrag van de boa’s als ‘ernstig verwijtbaar’. Op basis hiervan bepaalt de kantonrechter de einddatum van de arbeidsovereenkomsten op de dag van de uitspraken. De opzegtermijn wordt dus niet in acht genomen (artikel 7:671b, negende lid sub b. BW). Ook bepaalt de kantonrechter dat de boa’s géén recht hebben op een transitievergoeding (artikel 7:673, zevende lid onder c. BW). De kantonrechter maakt dus géén gebruik van de mogelijkheid om de boa’s althans een gedeelte van de voor hen berekende transitievergoeding toe te kennen.

Kortom, een heldere en duidelijke uitspraak van de kantonrechter, die qua uitkomsten “onder de streep” naar mijn inschatting dicht in de buurt komt van de uitspraak die van de ambtenarenrechter in een casus als deze te verwachten was geweest.    

Kantonrechter van de Rb. Limburg 13 juli 2023, www.rechtspraak.nl; ECLI:NL:RBLIM:2023:4337 en ECLI:NL:RBLIM:2023:4370

Door Bas de Moor
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team